top of page

Endotracheale intubatie

Doel en uitvoering

Doel

Definitief vrijmaken en vrijhouden van de luchtweg.




 

Uitvoering

  • Indicatiestelling (opdracht) en uitvoering door:

    • ambulanceverpleegkundige of arts MMT
       

  • Ondersteunend

    • ambulancechauffeur 

    • (ambulance)verpleegkundige 
       

  • Benodigd aantal hulpverleners:

    • 1 en 1 assisterend

Indicatie en contra-indicatie

Indicaties

  • Diep bewusteloze patiënten met een bedreigde ademhaling (GCS=3) 

 

Contra indicaties

  • Patiënten die niet diep genoeg bewusteloos zijn (GCS > 3)

  • Patiënten met een kaakklem (relatieve contra-indicatie)

  • Patiënten met neurotrauma

  • Patiënten met een CVA

Mogelijke complicaties

Mogelijke complicaties

  • Opwekken van kokhalzen of braken waardoor ongecontroleerde bewegingen en mogelijk aspiratie

  • Beschadigen van de stembanden (bij intuberen of bij accidentele extubatie) 

  • Verkeerd plaatsen van de tube (in de oesophagus of te diep in de trachea)

  • Verergeren nekletsel door manipulatie van het hoofd 

  • Verhoging van de intracraniële druk (ICP) bij neurotrauma 

  • Onvoldoende effectieve beademing door:

    • niet voldoende opblazen van de cuff 

    • verstopt raken van de tube met slijm of bloed 

    • afknikken of dichtbijten van de tube

  • Veroorzaken van bradycardie door prikkelen van de  nervus vagus 

  • Breken van de tanden 

  • Beschadiging van de tongbasis (wonden) 

  • Laryngospasme

Benodigdheden

Benodigdheden

  • Uitzuig

  • Beademingsballon met masker

  • Zuurstofcilinder met verbinding voor ballon

  • Endotracheale tube in juiste maat

  • 10 ml-spuit

  • Laryngoscoop met blad in juiste maat

  • Mayotube

  • Fixatiemateriaal (tubelint)

  • Stethoscoop

  • Magilltang

  • Voersonde

  • CO2-meting

  • Swivelconnector

  • Bacteriefilter

Opmerkingen

Opmerkingen

  • Op de beademingsballon moet zuurstof worden aangesloten. (Zorg dat de bufferzak altijd gevuld blijft)

  • Let op: Magilltang en voersonde worden niet door iedereen gebruikt maar kunnen handig zijn, met name bij moeilijke intubaties. Let op dat de tip van de voerder nooit uit het uiteinde van de tube steekt.

  • Onderbreek de thoraxcompressies niet langer dan 10 seconden en breng de tube bij voorkeur in tijdens de thoraxcompressies

  • Onderbreek de beademing nooit langer dan 20 tot 30 seconden
     

Let op: 
Goed airwaymanagement zoals maskerballon beademing verdient de voorkeur boven meerdere intubatie pogingen. 

Werkwijze

Werkwijze

 

Voorbereiden Chauffeur

  • Vraag aan je collega welke maat laryngoscoopblad en tube hij wil gebruiken

  • Controleer of het lampje van de laryngoscoop werkt en voldoende helder schijnt

  • Blaas ter controle op lekkage de cuff met 10 ml lucht op 

Zuig vervolgens de cuff weer helemaal leeg.

  • Vraag aan je collega of deze een voerder in de tube wil 

  • Bouw de beademingslijn op

  • Plug de CO2-lijn in de monitor
     

Voorbereiden Verpleegkundige

  • Ga achter het hoofd van de patiënt zitten of liggen

  • Beadem de patiënt minimaal 30 seconden met 100% zuurstof (pre-oxygeneren)

  • Kijk of de thorax symmetrisch omhoog komt

  • Zuig zo nodig uit 

 

Handeling

 

Handeling bij een patiënt met verdenking nekletsel:

Ga achter de patiënt zitten en fixeer het hoofd tussen de dijen

Een andere hulpverlener fixeert het hoofd van voren 

 

Handeling bij een patiënt zonder verdenking nekletsel:

Breng het hoofd van de patiënt in de “sniffing position” 
Let er op dat je tijdens de intubatie het hoofd niet te ver naar achteren buigt! 

 

Handeling 1

  • Verwijder een eventueel ingebrachte mayotube

  • Open de mond van de patiënt met de duim en vinger van de rechterhand

  • Neem de laryngoscoop in de linkerhand

  • Laat de chauffeur zo nodig de BURP-methode toepassen om de stembanden beter à vue te brengen 

 

Handeling 2

  • Breng de punt van het blad in de mond via de rechter mondhoek, tot halverwege de mondholte

  • Zorg dat de tong onder en links van het blad blijft

  • Breng het blad naar het midden van de mondholte. Zorg dat de tong naar links wordt geduwd

 

Handeling 3

  • Hef het handvat van de laryngoscoop omhoog: de epiglottis wordt nu aan het eind van het blad zichtbaar 

Het heffen dient voorzichtig te gebeuren, onder een hoek van ca. 45°, zonder te kantelen of de tanden te raken of deze als hefpunt te gebruiken.

  • Leg het eind van het blad in de vallecula (groeve bij de epiglottis), hef nog verder: de epiglottis wordt nu omhoog getild en de stembanden, met daartussen de stemspleet, worden zichtbaar

 

Handeling 4

  • Breng met de rechterhand de tube in

  • Volg het uiteinde zoveel mogelijk, als de cuff voorbij de stembanden ligt niet verder opschuiven

  • Blaas de cuff op

  • Verwijder de spuit van de cuff en een eventueel gebruikte voersonde

  • Sluit de beademingsballon aan op de tube 

Nazorg

Nazorg

  • Controleer de juiste ligging van de tube

  • Kijk of de tube beslaat bij expiratie (behalve bij onderkoelde slachtoffers).

  • Kijk of beide thoraxhelften symmetrisch omhoog komen bij inflatie

  • Sluit de beademingslijn (bacteriefilter, swivel en CO2-lijn) aan op de tube 

  • Ausculteer met de stethoscoop op vijf plaatsen: begin in het maagkuiltje, vervolgens aan beide zijden iets onder het sleutelbeen en tenslotte aan de beide zijden van de thorax.

  • Capnometrie uitvoeren en beoordelen

  •  Zit de tube in de oesophagus dan extubatie (cuff leegzuigen en tube verwijderen) en opnieuw oxygeneren (!) en intuberen

  • Zit de tube te diep, dan de cuff leegmaken en de tube iets terugtrekken (richtlijn: ca. 21-22 cm op de tandenrij)

  • Fixeer de tube met een tubelint langs de bovenzijde van de oren

  • Controleer regelmatig de ligging van de tube door auscultatie. Met name na manipulatie van de tube of de patiënt (overtillen, van trap tillen)    

Tips

  • De Magilltang kun je ook gebruiken voor het verwijderen van corpora aliena uit mond en luchtwegen

  • Om het hoofd in 'sniffing position' te houden kun je iets onder het achterhoofd leggen (kussentje, opgevouwen handdoek, etc.)

  • Door de tube 'hoog' vast te houden kun je de richting beter bepalen

  • Plaats zo nodig een mayotube naast de endotracheale tube ter voorkoming van dichtbijten van de tube door de patiënt

  • Tijdens de intubatiepoging kun je zelf de adem inhouden. Zo voel je beter aan wanneer je te lang de oxygenatie onderbreekt

  • Soms kun je ervoor kiezen een in de oesophagus ingebrachte tube te laten zitten en een tweede tube in de trachea te schuiven. (Met de eerste in de oesophagus is de kans klein dat de tweede tube daar ook in terechtkomt) 

 

Voor het intuberen van een patiënt met een tracheostoma

  • Verwijder indien aanwezig de binnencanule 

  • Zuig zo nodig uit

  • Gebruik een tube die twee maten kleiner is dan de stomamaat

  • Breng de tube in tot je de bovenkant van de cuff in de trachea ziet zitten

  • Blaas de cuff op

  • Controleer de ligging van de tube door auscultatie

  • Fixeer de tube.

  • Bij het bewaken van een efficiënte beademing maken we gebruik van de koolzuurgasconcentratie die we meten in de eindexpiratoire fase van de beademingscyclus. Dit is eventueel visueel te beoordelen met capnografie. De normaalwaarden liggen tussen de 35 – 45 mmHg (of 4,5 – 6,0 kPa)

Tips
Instructievideo
Toetsmatrijs
bottom of page