
Voorbehouden handelingen
voor ambulanceverpleegkundigen
Maagsonde inbrengen

Doel
Voorkomen van luchtophoping in de maag en preventie van aspiratie van maaginhoud.
Indicaties
-
Geïntubeerde patiënt
-
Elke (post)reanimatie patiënt
Contra-indicaties
Bij het inbrengen via de neus
-
Aangezichtsletsel
-
Verdenking schedelbasisfractuur
Mogelijke complicaties
-
Beschadiging oesophagus
-
Opwekken braakreflex
-
Inbrengen sonde in de longen
-
Bradycardie door prikkeling van de nervus vagus
Benodigdheden
-
Maagsonde van de juiste dikte en lengte
-
Maagsondezakje
-
Maagsondespuit van 50 ml
-
Stethoscoop
-
Kleefpleister
-
Uitzuigapparatuur
-
Eventueel Magilltang
Werkwijze
Voorbereiding
· Zorg dat de materialen klaar zijn
· Bepaal hoe ver je de sonde moet inbrengen door afstand van de mond via de oorlel tot het maagkuiltje (xyphoïd) te meten. Je kunt dit punt markeren met kleefpleister.
Handeling
-
Breng de sonde via het grootste neusgat
-
Bij neurotrauma/neusletsel via de zijkant van de mond, in de richting van de achterzijde van de tong
-
Voer deze voorbij een eventuele weerstand op de overgang van keelholte naar slokdarm. Trek de sonde iets terug als deze omkrult en probeer het opnieuw
-
Voer de sonde op tot het vooraf bepaalde punt (meestal ca. 50 cm). Wordt de patiënt cyanotisch of treedt een sterke hoestprikkel op dan meteen stoppen en de sonde terugtrekken
-
Voer de sonde op tot de vooraf bepaalde lengte
-
Controleer de juiste ligging van de sonde:
-
Zet je stethoscoop op het maagkuiltje
-
Blaas met de maagsondespuit maximaal 50 ml lucht in de sonde: als deze goed zit hoor je het borrelen
Nazorg
-
Fixeer de sonde op het gelaat van de patiënt met kleefpleister
-
Fixeer de sonde ook lager op de kleding van de patiënt met een strookje kleefpleister
-
Indien mogelijk is het gewenst het maaghevelzakje op een lager niveau te laten hangen dan de patiënt zich bevind
-
Controleer opnieuw de ligging van de maagsonde na elke verplaatsing van de patiënt
